top of page
Screen Shot 2020-11-12 at 1.44.16 PM.png

ONZE ONDERZOEKSPROJECTEN

Er wordt vaak onderscheid gemaakt tussen dove mensen en slechthorende mensen, zowel door henzelf als door de samenleving. In Nederland is dit onderscheid in de loop der tijd vooral benadrukt door het onderwijssysteem, waarin dove en slechthorende kinderen naar ‘eigen’ schooltype ingedeeld zijn op basis van hoorverlies, gemeten in decibellen. Belangrijk verschil tussen beide typen onderwijs is echter niet zozeer het hoorverlies van de kinderen, als wel de rol van gebarentaal en gesproken taal op school.

 

Op alle speciale dovenscholen wordt tegenwoordig een z.g. tweetalig beleid wordt gevoerd, dat wil zeggen dat lessen worden aangeboden in de Nederlandse Gebarentaal (NGT) en ook in gesproken Nederlands. Beide talen zijn gelijkwaardig. Op scholen voor slechthorende kinderen is gesproken taal de dominante les-taal is en wordt gestreefd naar beheersing van het gesproken Nederlands als eerste communicatietaal voor de kinderen. Gebaren uit de NGT worden vaak wel gebruikt ter ondersteuning van het Nederlands.

EHAR_20201023_1157 copy.jpg

Door de grootschalige toepassing van cochleaire implantatie (CI) bij zeer jonge dove kinderen, is het onderscheid tussen doof en slechthorend minder duidelijk geworden. Mede door grote fusies in het speciaal onderwijs, geldt dat bovendien voor het verschil tussen de schooltypen.[1] Een meerderheid van de jong-geïmplanteerde dove kinderen stroomt tegenwoordig als ‘slechthorend’ door naar het regulier onderwijs, waar zij  - soms wel met een tolk gebarentaal erbij – de lessen volgen. [Tegelijkertijd wordt steeds meer onderkend dat kinderen in dergelijke situaties gevoelens van eenzaamheid en discriminatie kunnen ervaren, ondanks goede schoolresultaten.]

 

Voor het ouderenproject is specifiek gekeken naar ouderen die vanaf hun geboorte of zeer jonge leeftijd doof zijn en gebruik maken van gebaren in de communicatie. In het jongerenproject is gekeken naar jongeren die zichzelf doof noemen en ook naar jongeren die zichzelf als slechthorend betitelen. Ons uitgangspunt voor beide projecten is dat categorieën ‘doof’, ‘slechthorend’, ‘gehoorgestoord’ politieke en sociale betekenis hebben en niet in eerste instantie of alleen maar verwijzen naar een zintuigelijke beperking. (naar Friedner en Kusters 2020)

 

[1] De terminologie is nu: Cluster 2-scholen (naar de manier waarop overheidsbudgetten voor speciaal onderwijs en zorg worden toegedeeld), waar dove, slechthorende kinderen samen met kinderen met spraak-taalstoornissen (TOS) onderwijs krijgen.

bottom of page